Gisteren liep ik naar het nabijgelegen dorp om kaarten te posten. Ik had zin in een wandeling, na een week thuis gebleven te zijn vanwege de kou en problemen met verwarming en warmwatervoorziening. Mijn gewone ommetje leek geen haalbare kaart: dat wordt op meerdere plekken een modderbad als het geregend heeft of, zoals nu, de dooi inzet. Maar een blik op het stapeltje kaarten dat op mijn bureau lag triggerde het idee: wat mooier dan op Valentijnsdag die kaarten te versturen, en ze lopend naar de brievenbus te brengen, zo’n vier kilometer verderop?
Lopen doet de gebruikelijke gedachtenstromen verstommen en creëert nieuwe ruimte. Soms blijft die leeg, soms stimuleert het een vrij denken. Je ziet wat in de omgeving en het triggert een nieuwe gedachte. Gisteren deed de beweging en de heldere, koude lucht me een hernieuwde kracht, of beter: energie, voelen. Die voel ik ook als ik gemediteerd heb, qi gong oefeningen heb gedaan, of in de tuin werk. Alsof ik een tijdje aan de stekker heb gelegen en weer opgeladen ben. Ik voel me weer mens, in plaats van een hoofd op benen.
En zo kwam het woord veerkracht bij me op. En de verwondering over dit verschijnsel: we kunnen het nog zo moeilijk hebben of hebben gehad, er komt een moment dat we als het ware weer ‘opveren’, de draad van het leven weer oppakken of er zelfs een nieuwe draai aan geven, met hernieuwde kracht. Chi, zoals de Chinezen dat noemen: energiekracht. Ik herinner me de eerste keer dat die kracht van de veerkracht me zo verwonderde, jaren na de zelfdoding van mijn tante, mijn moeders zus. Ik zei er iets over tegen mijn moeder, hoezeer het me getroffen had dat we als mens kennelijk de veerkracht hebben dat soort klappen van het leven op te vangen, eraan te lijden, en toch weer op te staan en verder te gaan. Ik zag haar opveren, een sprankje licht in haar ogen, bij de herkenning: “Ja!”
Al kauwend op dat woord veerkracht, en de associaties die ik erbij heb, besluit ik het op te zoeken in mijn oude Van Dale. De eerste omschrijving is een natuurkundige: ‘algemene eigenschap der lichamen om de vorige stand weder in te nemen, nadat de delen ten opzichte van elkaar gedrukt, gerekt, gedraaid, gewrongen enz. zijn geweest, als de werkende oorzaak ophoudt’. Ja, zoals een echte veer dus, en dat geldt ook voor ons als mens. De tweede omschrijving is specifieker voor ons: ‘herstellingsvermogen van iemands gestel of gemoed (na grote inspanning of na een ramp): de veerkracht der jeugdige sterkte (Beets).’ Aha, Nicolaas Beets heeft er ook over geschreven, en dat ‘jeugdige sterkte’ triggert in de huidige omstandigheden wel. Wat zou hij er over gezegd hebben, in welke context staat dat citaat?
En dan is er het grote wonder van deze eeuw: internet. In mijn tienerjaren had mijn nieuwsgierigheid naar dit citaat een tripje naar de bibliotheek vereist, en een speurtocht door de geschriften van Nicolaas Beets. Dit blog was dan een tijdje blijven liggen. Nu typ ik in de zoekmachine in ‘Beets de veerkracht der jeugdige sterkte’ en feilloos toont hij in enkele seconden, als eerste, de onvolprezen Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, vrij toegankelijk voor iedereen, met de tekst waarin dit citaat voorkomt: het verhaal over De familie Kegge in de Camera Obscura. Hoe bijzonder dat ik dit binnen een halve minuut gevonden heb… En omdat ze ook keurig aangeven onder welke voorwaarden je mag citeren, kan ik Beets’ stem over veerkracht hier laten weerklinken:
“Eene treurige inleiding.
Wie kent niet die ontzettende ziekte, die men in het dagelijksch leven met den gevreesden naam van zenuwzinkingskoorts* gewoon is te bestempelen? Wie heeft onder haar geweld geen dierbaren zien bezwijken?… Maar ook, Gode zij dank! er komen zoete herinneringen van herstelling bij mij op; bij mij, die zelf de gevreesde kwaal heb doorgeworsteld met de veerkracht der jeugdige sterkte, en die anderen, als uit hare kaken gered, zag opleven tot gezuiverden bloei… O, gezond te zijn is een onschatbaar bezit; maar uit eene ziekte te herstellen is een zalig genot!”
Hoe toepasselijk nu nog, deze woorden uit het midden van de 19e eeuw. Er verandert niet veel, zou je zo zeggen, als het om de beleving van ons welzijn gaat. Kennelijk helpt alle technologische en medische vooruitgang ons dáárbij niet. Misschien, zo komt er al peinzend over dit citaat bij me op, werkt die vooruitgang ons in dit opzicht wel tegen. Als we onze hoop vestigen op technische en medische hulpmiddelen, wat doet dat dan met onze veerkracht? Als veerkracht zich toont na druk, inspanning, moeilijkheden, zijn juist die druk, inspanning of moeilijkheden dan misschien ook nodig om veerkracht te ontwikkelen? Kun je menselijke veerkracht zien als een soort spier die getraind kan worden? Is veerkracht ingebakken in onze menselijke natuur, net als in de natuur om ons heen die een onvoorstelbare veerkracht vertoont?
Geen gemakkelijke vragen, en ze behoeven ook geen gemakkelijke antwoorden. Al is het maar uit respect voor alle mensen bij wie de veerkracht niet (meer) goed werkt. Net als een veer die te lang onder druk heeft gestaan. Veerkracht wordt getest door druk, en misschien ook wel getraind; maar ik ervaar hem vooral als die druk er weer even afgaat. Zoals wanneer ik aan de wandel ga. Een beetje zoals de rietpluim die buigt in de wind, en weer opkomt zodra de wind even afzwakt. Dat ik telkens opnieuw ervaar dat het zo werkt geeft me wel vertrouwen. Vertrouwen in die veerkracht.
*dit heet nu buiktyfus.
Dank je Lilian, voor deze waardevolle beschouwing over veerkracht, met onbeantwoorde vragen.
zenuwzinkingskoorts = buiktyfus. Dat maakt mij ook nieuwsgierig. Ik laat mijn nieuwsgierigheid los, omdat ik andere dingen te doen heb. Misschien later?
Ha Bertus, dank je wel! Ja, die buiktyfus – heb het van Wikipedia. Daar valt er wel meer over te lezen denk ik, als je je er een keer in wilt verdiepen.