Als ik terugloop van de kapper vanochtend, kom ik langs een weiland waarin een kudde schapen staat. Op de heenweg lagen ze allemaal nog te slapen, nu lopen ze te grazen. De eerste die ik zie is het zwarte schaap. Natuurlijk. Die valt het meeste op met zijn donkere vacht die ook nu mooi oogt; de rest ziet er wat vaalgrijs en onopvallend uit in het grauwige licht van deze ochtend. De tweede die ik zie is het enige schaap dat nog ligt. Ik check even of hij nog leeft, en ja hoor, hij ligt op zijn of haar dooie gemakje te kauwen. Gerustgesteld loop ik door, met een vleugje afgunst over de onbegrensde onverstoorbaarheid waarmee schaap daar ligt.
Bij de kapper stond de radio aan en ging het in het nieuws over het kort geding dat vandaag dient om de winkels weer open te laten gaan. En over de persconferentie vanavond. De kapster zelf is blij dat ze eindelijk weer mag werken, al voelt ze het wel goed in haar benen en voeten dat ze een paar maanden ‘stil’ heeft gezeten. Op Facebook gisteravond kwam er een post langs over de gedeeltelijke opening van de scholen, met een reeks reacties die het hele spectrum positief-negatief, beheerst-onbeheerst, begrip-onbegrip, enzovoorts, omvatte. Ik luister en lees, hoor en zie hoe grenzen bereikt én mogelijkheden gezien worden. Zoals altijd is het lijden niet een objectief gegeven dat voor iedereen in dezelfde mate geldt. Maar een persoonlijke kwestie, waarin de positieve beleving van de een de negatieve van de ander niet kan verlichten. Integendeel zelfs, lijkt het wel.
Terwijl dit door mijn hoofd gaat kijk ik op en zie ik, in dezelfde oogopslag, de tulpen in de vaas die mijn ouders bij hun huwelijk kregen en het oude houten beeld van Kwan Yin dat voorheen in de zendo stond en nu in mijn huiskamer. Kwan Yin is een vrouwelijke figuur die symbool staat voor mededogen. Volgens de traditie hoort zij alle noodkreten in de wereld en verlicht zij het lijden. Nu ik dit zo opschrijf realiseer ik me weer dat mijn lijden inderdaad wordt verlicht als mijn noodkreet daadwerkelijk wordt gehoord. Veel meer is dikwijls niet nodig want het stille luisteren naar mijn pijn is al de erkenning ervan, en met de erkenning ervan is er al verlichting.
Dat stille luisteren vind ik ook terug in de natuur. In de tulpen in mijn moeder’s vaas, in de lindebomen voor mijn huis, in het ven in het bos. Dat is natuurlijk niet het luisteren zoals wij mensen dat meestal doen. Het is meer een stille, volledige, ongestoorde en onverstoorbare aanwezigheid waarin mijn aanwezigheid ook volledig kan zijn. Als ik kijk naar de boom, naar het ven, is er niets dat op mij reageert, mij begrenst of beoordeelt. De natuur trekt zich in feite niets van mij aan. Ik moet denken aan de tijd, zeker 15 jaar geleden, dat ik zo ontzettend boos was, al wekenlang, dat ik het gevoel kreeg iets te moeten doen om er niet ziek van te worden. Op een ochtend ging ik naar de Kampina en liep naar een afgelegen plek bij een van de vennen. Daar heb ik het uitgeschreeuwd, zo hard en lang als ik maar kon. Er dreven allerlei watervogels op het ven, ergens liep een kudde koeien. Ik verwachtte dat de vogels verschrikt zouden opvliegen, de kudde het op een lopen zou zetten. Niets van dat al. Hoe hard ik ook schreeuwde, alles bleef onverstoorbaar zijn gang gaan. Mijn schreeuwen eindigde in een schaterlach – de natuur en haar gebrek aan reactie liet me ervaren dat mijn pijn er net zo volledig kon zijn als alle andere zaken in de natuur; maar dat zij ook niet belangrijker was dan al die andere zaken in het grotere geheel waarin wij leven. En dat liet ze door haar onverstoorbaarheid effectiever voelen dan welk mens ook ooit had kunnen doen. Want er was alleen onverstoorbaarheid, geen mening, geen troostende woorden, geen non-verbale reactie die een oordeel verraadt. Ik ging een stuk lichter naar huis, mijn boosheid verdwenen. Niet door mijn geschreeuw, maar door de spiegel die de natuur mij in alle eenvoud van haar stille aanwezigheid voorhield.
Vandaag dient het kort geding. Vanavond is er weer een persconferentie. Mijn corona-coupe is verdwenen. De tulpen op mijn tafel staan koninklijk te bloeien. Kwan Yin kijkt mij aan, in haar stille luisteren. Buiten hipt een roodborstje rond. Onverstoorbaar. In het grijs van de lucht breekt het licht door.
Ik herinner me de ven-anekdote van eerder, maar in deze context heeft deze weer verse glans gekregen (en ik glimlach als ik me op mijn vergelijk betrap. Ach). De roodborstjes zijn aan het paren bij onze achtertuin en schoten afgelopen week ook onverstoorbaar over onze hoofden terwijl ze achter elkaar aan zaten. Ook onverstoorbaarheid heeft vele vormen. Dank voor het delen van deze observaties.
Prachtig stukje Lilian, ik werd helemaal meegenomen!
wat een prachtig verwoorde bespiegeling, dank je
het is ook wel grappig, de o zo belangrijke mens in de ban van corona, terwijl alles om ons heen gewoon doorgaat . de vogels mooier fluiten dan ooit en de natuur onverstoorbaar zijn gang gaat, de bomen weer uitlopen en de eerste bloemen weer tevoorschijn komen. wat zijn wíj toch klein en onbelangrijk in de natuur met onze corona.
Weer zo’n fijn stukje, en deze keer extra want het helpt me enorm bij mijn onderzoek naar de plaatsing en betekenis van mijn beelden, de geruispeilers. Bedankt Lilian!
Dank je wel, Brigitte! En wat leuk te horen hoe het jou helpt. Een mooie onvermoede extra betekenis voor mij!
Heel mooi verwoord. Ook heel herkenbaar.
Dank je wel Cora!