Zoekend naar een onderwerp om over te schrijven vandaag valt me in dat het woord ‘zoeken’ zelf eigenlijk heel interessant is. Zo is het ‘zoeken naar een onderwerp’ niet echt een doelbewust zoeken, zoals met Google, in mijn brein, of in mijn boekenkast, of buiten, maar eerder een openstellen voor wat zich wil aandienen. Daar moet mijn brein zich juist niet al te zeer tegen aan bemoeien, anders krijgt die spontane ingeving de kans helemaal niet. Over dit fenomeen heb ik vaker geschreven.
Maar het woord ‘zoeken’ triggert meer vanochtend. De herinnering, bijvoorbeeld, aan de keren dat ik mensen heb horen zeggen, tegen mij of anderen: “blijf niet je hele leven zoeken”. Of: “Ik zoek niet meer, ik heb het al gevonden.” Wat is dat ‘het’ dan, waar gaat het om bij dat zoeken? Soms is het duidelijk: de zin van het leven. Soms niet zo, dan gaat het eerder om een vaag verlangen, of een gevoel van gemis, dat verder geen specifieke naam heeft. Erover praten heeft weinig zin, want dan ga je op rationeel niveau zitten analyseren wat op een heel ander niveau speelt. Wat zo onbewust is dat het helemaal geen namen of woorden kan krijgen. Misschien kun je het verbeelden, bijvoorbeeld met een tekening, foto, collage, of via klei; maar meestal komt er dan iets uit waarvan het nog gissen blijft wat het betekent. De drang om er duidelijkheid over te krijgen kan in elk geval groot zijn, en vertaalt zich in ‘zoeken’.
Dit ‘zoeken’ gaat er, zo lijkt het, vanuit dat ik iets mis, of verlang, en dus iets nodig heb om dat gemis op te lossen, dat verlangen te vervullen. Ik zoek dus om iets te vinden, net als met Google. Maar als je niet weet wat je zoekt, hoe kun je dan ooit vinden wat je zoekt? Of weten dat je hebt gevonden wat je zocht? Er zijn wel antwoorden te geven op deze vragen, maar daar gaat het nu niet zozeer om. De vragen zelf zijn interessanter als het om ‘zoeken’ gaat.
Het is een belangrijk thema in ons mensenleven. Dat blijkt dus al als we om ons heen kijken en luisteren. Het blijkt ook uit de wereldliteratuur waarin veel verhalen over zoekende helden te vinden zijn. De Odyssee van Homerus is er zo eentje. Maar ook De Alchemist van Coelho. Iedereen kent vast wel zo’n verhaal. Gisteravond las ik, als citaat, de volgende regels van T.S. Elliot:
“We shall not cease from exploration/And the end of all our exploring/Will be to arrive where we started/And know the place for the first time.”*
De regels raakten me, niet alleen omdat ze me direct aan Coelho’s Alchemist deden denken, of aan mijn eigen ontdekkingstocht door het leven. Nee, misschien eerder omdat ze me zo sterk deden beseffen hoe universeel het zoeken is. En omdat ze iets duidelijk maakten over dat zoeken. De regels hielpen om te zien dat het zoeken er niet zozeer om gaat dat ik iets zoek om een verlangen of gemis van mij te vervullen of op te lossen. Dat het veeleer gaat om het onderzoeken van het leven en wat mijn bijdrage daarin en daaraan kan zijn. Doorheen het leven verandert dat natuurlijk met de levensfasen waarin je verkeert. En dat vraagt telkens opnieuw kijken, alsof het nieuw is – nee, omdát het nieuw is. Opnieuw ‘zoeken’ dus. Waarbij ‘zoeken’ eerder ‘onderzoeken’ betekent.
Blijven zoeken in deze zin is helemaal niet zo verkeerd. Integendeel. En al helemaal niet zinloos.
*T.S. Elliot, Four Quartets, aangehaald in The Book of Householder Koans van Marko en Nakao. In mijn vertaling: We zullen niet aflaten van onderzoek/en het einde van ons exploreren/zal zijn te arriveren waar we startten/en de plek voor het eerst te kennen.
Dankjewel Lilian.
Mij valt bij jouw tekst over ‘onderzoeken’
de houding ‘uitstaan naar’ in,
een modus van seconde op seconde en die niet uit is om wat dan ook dat die modus stil zou kunnen zetten maar waarin de modus zichzelf uitvindt en verkleurt.
De ‘leegte’ dus die alle mogelijke vormen kan voortbrengen om zichzelf weer leeg te maken.
Zoiets voorlopigs dus.
🙏