“Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.”
(Spleen, Godfried Bomans)
Dit gedichtje, in het bundeltje Ongerijmde Rijmen dat mijn ouders al hadden toen ik nog kind was, verwoordt haarfijn het gevoel van intense verveling dat ik op regenachtige zondagen kon hebben. En dat me nu niet gisteren, maar vandaag op maandagmorgen, even overviel. Druilerig weer, geen zin om buiten te spelen, geen zin om te lezen, geen zin om wat dan ook te doen. Naar buiten staren, en met mijn vinger de loop van de regendruppels op het raam volgen. Nu zou ik het meditatief noemen; toen was het opperste verveling. De stem van mijn moeder: ga eens iets doen! Als ik dan niet zelf iets verzon, liep ik het risico ingelijfd te worden voor een of ander nog vervelender huishoudelijk klusje. Dan maar liever een boek pakken en doen alsof….
Verveling is een groot taboe. Ik heb het altijd een bijzonder verschijnsel gevonden, dat totale gevoel van leegheid en tegelijk onrust. Er is niks, ik wil niks, en toch voel ik me er niet mee op mijn gemak. Ik heb er zelfs filosofieboeken over gelezen; die zijn er, en ze zijn boeiend genoeg om er je verveling een tijdje mee te verdrijven. Maar niet voorgoed. Verveling is er als een onmiskenbaar menselijke ervaring, maar het is bijna net zo’n groot taboe als jaloezie en afgunst. Vervelen mag niet. Daarom maken we ons maar druk. Met werk, social media, cupcakes bakken, seks, of voor de tv hangen voor de volgende Netflix-serie. Of wat je maar kunt verzinnen. Om die leegte en die onrust maar niet te voelen. Ik weet er van mee te praten.
Ik werd maximaal in de verveling gestort toen ik ging mediteren. Oh, niet die twee periodes per dag thuis. Dat was alleen maar fijn, temidden van de normale drukte. Even alleen maar telkens tot tien tellen, 20 minuten lang; dat kon dit juffertje ongeduld goed gebruiken. Nee, verveling kwam pas toen ik hele weken ging mediteren, in de retraites. Na twee dagen is je brein wel klaar met denken over van alles, en er komt relatief weinig nieuwe input. De vloer voor je, waar je je blik laat rusten, heb je na twee dagen ook wel gezien. Maar je moet er nog vier. Hoe hou je dat ongedurige denkraam in vredesnaam al die tijd zoet? Je lichaam doet het wel, dat krijgt genoeg rust, voeding en beweging, en is daarmee prima tevreden. Als het zeer gaat doen heeft je brein het daarmee weer even druk, maar ook dat houdt op een gegeven moment op. Ik heb me nog een tijdlang kunnen bezighouden met het innerlijk zingen van liedjes; ik zing graag. En met het zien van patronen in het tapijt, die ik dan leuk een symbolische betekenis kon geven. “Help, ik verveel me! ….Ga dan iets doen!”
Het bereikte zijn toppunt in de tijd dat ik in het klooster zat en we elke maand retraite deden. De leraar daar kon aardig vertellen over verveling. “Oh ja, daar heb je die vogel ook weer…”. “Oh ja, daar komt de kat ook al weer aan…”. Je hebt het allemaal al zó ontzettend vaak gezien en gehoord, je gelooft het wel. Dan doemt de leegte van de verveling op als een enorme muur waar je je hoofd tegen stuk loopt. Er is geen ontsnappen meer aan.
En daar bleek het precies om te gaan. Ik herinner me het moment waarop ik het zó zat was dat ik in staat was op te staan en weg te lopen. En nooit meer terug te komen. Maar ja, we zaten middenin een meditatieperiode, en dan doe je dat niet zo maar. Iedereen bleef zitten, dus ik ook maar. “Dan loop ik aan het einde ervan wel weg.” Zo zittend, in de diepste leegte van wat ik verveling noemde, gebeurde er ineens iets anders. Kreeg het ineens een andere gevoelskleur, klonk het gezang van de vogel als volstrekt nieuw, en voelde ik me niet langer zwaar en teneergeslagen maar juist fris en energiek. Mijn verzet tegen de verveling was verdwenen en toen bleek de leegte weldadig te zijn, een bron van vreugde en mogelijke nieuwe ervaringen.
Sindsdien heb ik me nooit meer verveeld, wel veel leegte ervaren. Ik ben niet bang om oud te worden en achter de geraniums te verdwijnen. Als het verzet wijkt, komt de leegte van de verveling tevoorschijn als een grote bron van vernieuwing. Het kan gaan om ideeën, zoals vanochtend in dat moment van ‘verveling’, dat ineens het onderwerp van dit blog kon worden. Maar ook om hoe je je ten diepste voelt als mens, in relatie tot de mensen en de wereld om je heen.
Dus als een kind roept, “Help, ik verveel me!”, ga ik er graag eens naast zitten: “Goed zo! Kom, gaan we dat samen zitten doen.”
Wat mooi Lilian, zo eens stil te staan bij verveling.
Het inspireerde me op zoek te gaan naar de oorsprong van het woord en kwam dit tegen: ‘Zoals vervelen eigenlijk betekent: te veel worden, zo betekent verlangen oorspronkelijk: te lang vallen.’
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/vervelen
Niet etymologisch verantwoord dacht ik zelf nog aan de gelijkenis met ‘vervellen’.
Leuk, Walter, dank je wel voor deze mooie toevoeging! En ja, het is ook een beetje vervellen inderdaad 🙂
Verveling in de wachtkamer van het ziekenhuis .
Een leeg vel papier
wordt weldra beschreven met
veel wijze woorden.
Mooi, Mieke!
mooi stukje Lilian, zeker herkenbaar. Als de onrust bij mij opkomt dan denk ik: he, daar heb je rupsjenooitgenoeg, kan ik daar mee gaan spelen.