Langzaam word ik wakker. Het is nog wat donker, toch is het al half negen geweest. Geen zon dus nog, kennelijk. Zo gaan de eerste gedachten die ik vanochtend heb al weer over het weer, constateer ik met een glimlach. Ik draai me nog even om, voel mijn armen, benen, voeten, handen, romp, hoofd. Alles is er nog, alles doet het nog. Gelukkig. In de verte hoor ik een geluid, waarvan ik weet dat het de zee is. Het is zo stil hier dat ik die in bed, met het raam op een kier, kan horen ruisen. Het is een heel rustgevend geluid, waarin ik zachtjes nog even wegdoezel.
Als ik de gordijnen opentrek zie ik een grote grijze lucht, een natte straat. Ik moet goed kijken om te ontwaren dat het miezert. Geen mens op straat te bekennen. Ik probeer de grijsheid en de nattigheid weg te blazen, zodat de zon zich kan laten zien. Helaas, dat lukt me niet. Buiten mijn invloed.
Ontbijt dan maar. Koffie. Als ik de kraan opendraai komt er water uit. Wat een wonder toch. Heb ik ook geen invloed op, maar het is er elke keer gewoon weer. Ik kan me in mijn hele 63-jarige leven maar één keer herinneren dat er geen water uit kwam. Dat was de keer dat de bliksem ingeslagen was geweest, en ook een gaatje in de waterleiding had geboord. De loodgieter had het druk en kon pas twee dagen later komen om het te repareren. Twee dagen geleefd als in de landen waar je naar de waterput moet lopen om je rantsoen voor de dag te halen. Ik kon bij de naaste buren terecht, één minuut lopen, voor een paar emmertjes. In het zwembad, vijf minuten lopen bij mij vandaan, was een douche.
Nu heb ik vakantie, in mijn vertrouwde vakantiedorp aan zee. Als kind kwam ik hier ook al, er woonde familie en het strand was altijd rustig. Ideale combinatie. De familie is weggetrokken of overleden, het strand is nog steeds rustig. Ondanks alle veranderlijkheid in het leven, verandert er hier zo op het oog weinig. Ik kom hier, sinds 2016 al weer, twee keer per jaar op vakantie, en moet goed kijken om verandering waar te nemen. Het best zie ik het nog op het strand, waar de zee opnieuw steeds verder oprukt richting het nieuw aangelegde duin; dit voorjaar heeft ze er al weer een hapje uit genomen. De zandmotor doet zijn werk niet zoals gepland, de zandzuiger ligt verderop voor de kust en spuwt dikke stromen nieuw strand uit. Uit de geschiedenis van het dorp weet ik dat al het eeuwen zo gaat, alleen de techniek is moderner. De tijd lijkt hier stil te staan. Maar de klok aan de muur telt de minuten gestaag weg, elk half uur gepunctueerd door de slagen van de kerkklok. Tijd verglijdt, de zee doet eb en vloed en knabbelt zand weg, zonder dat we er iets over hebben te zeggen. Buiten onze invloed.
Er woont nog wel veel familie in de buurt, en goede oude vrienden. Mijn vakantieadres is een mooie uitvalsbasis, niet alleen voor urenlange wandelingen langs het strand, maar ook voor bezoekjes. Omdat ik in het zuiden woon zie ik ze niet zo vaak, en sinds mijn ouders zijn overleden zijn hun verjaardagen als vaste ontmoetingsmomenten ook verdwenen. Dit voorjaar bleef het vooral bij bellen, of een beetje zwaaien en een bloemetje achterlaten bij de voordeur. Nu zitten we weer bij elkaar, keurig op anderhalve meter, met ‘knuffels en zoenen’ van een afstandje. Het c-woord is meestal minstens éven onderwerp van gesprek en gezien het toenemend aantal besmettingen en zieken is het opmerkelijk dat niemand tot dusver getroffen is. Men blijft voorzichtig, maar gaat wel de deur uit, ook de tachtig-plussers. Zij hebben allemaal WO II bewust meegemaakt, worden daar bij berichten over avondklok weer aan herinnerd. Er is bezorgdheid. Maar iedereen leeft door, en doet wat-ie te doen heeft. Mijn oudtante glimlacht naar me vanuit haar stoel, met haar honderd jaar wijsheid. “Kom je nog ‘ns?” Want ja, het kan nog wel even duren, wie zal het zeggen. We weten het niet. Buiten onze invloed.
Op het strand
in de bijna duizelingwekkende ruimte
van zee, zand en lucht
alles even vrij van afleiding
ontdaan van overbodigheid
op een enkele meeuw en vlucht strandlopers na
daar even, o even
voel ik mijn passen op het zand als een
eeuwig stilstaand bewegen
alsof ik de tijd onder mijn voeten wegduw
terwijl van voortgaan geen sprake is
voel ik mijn gedachten stokken
omdat ze niet de werkelijkheid zijn
waarin ik vertoef
Wat doet het er toe
zo wonderlijk is hier te zijn
te midden van al deze
voortdurend veranderende vormgegeven leegte