In de overvloed aan dingen waarover te schrijven valt, wat kies ik?
Dat is de vraag die me invalt als ik vanochtend achter mijn lege scherm zit zonder nog enig idee wat er gaat verschijnen. Het is niet een gebrek aan inspiratie of onderwerpen, het is de overdaad die het moeilijk maakt. Alsof ik door een wirwar aan ideeën en gedachten aan het grabbelen ben, zoals in de koopjesbak bij de bouwmarkt. En zodra die vraag zich aandient heb ik mijn onderwerp. Weet ik. Want dat fenomeen van overvloed en keuzemoeilijkheid speelt vaker.
Zo heb ik bijvoorbeeld een hekel aan winkelen. Juist hierom. Er is zo ontzettend veel waaruit je kunt kiezen dat ik het spoor helemaal bijster raak. De MegaMarkt is voor mij de hel. Vijf kledingzaken op een rij en de moed zakt me in de schoenen. Dit speelt al sinds mijn tienerjaren. Al eerder denk ik zelfs. Ik herinner mij een schoenen-koop-sessie met mijn moeder toen ik nog op de lagere school zat. Vermoedelijk was ik nog geen tien jaar oud. We gingen maar naar één schoenenwinkel, maar zelfs daar werd het ene paar schoenen na het andere gebracht. Het ene zat niet lekker, het andere paste niet goed, de volgende vond ik niet mooi. Het duurde en het duurde, en er kwamen steeds meer schoenen. Mijn moeder begon haar geduld te verliezen, en ik wist het maar niet. Uiteindelijk heb ik maar iets gekozen. Gewoon om van het gedoe af te zijn. En vervolgens gelopen op een paar schoenen dat ik zelf schuwlelijk vond. Dat duurde lang, want ik kreeg pas een nieuw paar als ik uit het oude gegroeid was.
Ik leerde koop-coping strategieën. Niet pas iets gaan kopen als ik het nodig heb, dan wordt de keuzestress tot het maximum opgevoerd. Liever af en toe eens ergens kijken als ik toch in de buurt ben, liefst in de uitverkoop. Een beperkt aantal winkels waar ik naar toe ga, en hopen dat ze niet over de kop gaan. En nooit meer de winkel uitgaan met een aankoop waarvan de verkoopster zei dat het me zo goed stond terwijl ik het zelf maar zo-zo vond. Dan maar niet iets nieuws. Zo belangrijk is het nu ook weer niet. Dat kan ook als je niet wacht totdat je het echt nodig hebt.
In boekwinkels en tuincentra slaat het door naar de andere kant: daar koop ik steevast meer dan ik van plan was. Er is gewoon teveel moois dat om mijn aandacht roept. In dit tijdsgewricht zal men waarschijnlijk zeggen dat ik prikkelgevoelig ben. Best mogelijk, ik kan ook niet zo goed tegen grote mensenmassa’s en overvolle (super)markten bijvoorbeeld. Maar ja, wat heb ik aan zo’n label, het wordt er niet beter van en ik ontkom er niet aan boodschappen te doen. Rustig doorademen, zei mijn overgrootvader zaliger, en dat helpt wel. Bij zo’n beetje alles wat lastig is trouwens. Vandaar dat mediteren zo wonderbaarlijk goed werkt. Daar doen we niet anders. Ik moet vaak aan mijn overgrootvader denken als ik op mijn matje meditatieles zit te geven – wijze man…
In de veelheid aan dingen die ik zie, de veelheid aan informatie die op me af komt, mijn weg zien te vinden zonder me te overvoeren, dat blijft een hele klus. Ik herinner me nog goed dat ik thuis voor het eerst internet had, 1992 zo ongeveer. En ging ontdekken wat er allemaal te vinden was daar. Na een aantal avonden urenlang achter het beeldscherm te hebben gehangen, van de ene site naar de andere gehopt te zijn, ben ik op dieet gegaan. Het was pure verslaving, het ene riep het andere op, alles was even interessant, en een natuurlijk einde kwam er niet aan. Het was grenzeloos, en mijn nieuwsgierigheid ook. Ik kreeg er toen geloof ik nog geen hoofdpijn van. Me ervan ‘afsluiten’ werkte niet – inmiddels weet ik dat dat ook een illusie is. Het enige dat afgesloten kon worden was mijn computer. En daar moest ik bewust voor kiezen. Zelfs nu ligt dat gevaar nog om de hoek, met social media. Dat gaat ook maar door, en net als ik denk ‘laat maar, dit is toch niet interessant’ komt er juist weer een leuk bericht in beeld. Maar uiteindelijk laat het me toch dikwijls met een onvoldaan gevoel achter. Overvol en toch leeg. Dat heb ik met een boek nooit.
In de overvloed aan dingen, wat kies ik? Ik herinner me een uitspraak van een tante van me. Ze zei, ergens eind jaren ’80 meen ik, dat ze mijn generatie niet benijdde. Want we hadden zoveel keuzemogelijkheden. Die had zij niet gehad in haar jeugd (oorlogstijd en vlak daarna), maar dat was ook wel makkelijk geweest. Niets te kiezen hebben, het maar doen met wat er is. Het was een eye-opener voor me dat wat ik als iets essentieels ervoer – keuzemogelijkheid, keuzevrijheid – ook een last kon zijn. Tegelijk herkende ik het ook direct als dat wat me dus vaak in de weg zat. Het gaf me een opgelucht en ruimer gevoel. Keuzevrijheid was dus misschien wel mooi, maar ook moeilijk. En niet alleen omdat het je verantwoordelijkheid gaf voor je keuze, of omdat je niet wist wat je zou missen als je A koos en niet B. Ook niet omdat keuzestress een luxe-probleem was. Kiezen vraagt om een intern kompas, en als je dat niet helder hebt, of het is nog niet voldoende ontwikkeld, dan is kiezen als ronddobberen op zee in een bootje zonder roer. Eng.
Hoe creatief je trouwens kunt worden van geen keuze hebben bleek me in de tijd dat ik wekelijks een ‘groentetas’ ophaalde van een biologische tuin. Er zat genoeg in, maar wat erin zat kon je niet kiezen. Díe week moest ik het doen met díe groenten. En omdat het seizoensteelt was, soms weken achter elkaar dezelfde groenten die terugkwamen. Ik herinner me een winter met veel boerenkool, zo vers van het land. Grote groene struiken, die in de garage op de vriezer lagen te wachten op een goed idee voor een recept. Ik werd er gaandeweg steeds beter in. Erg leuk. Ik heb nooit zoveel plezier beleefd aan koken als in die tijd. “Wat heb ik hier voor handen, en wat ga ik er van maken?”
Dat is wel eenvoud: weinig te kiezen hebben en kijken wat je er van maken kunt. Of in de veelheid willekeurig één ding kiezen en kijken wat je er van maken kunt. Want schaarste transformeert – van prikkels naar creativiteit.