De eerste stukjes die ik jaren geleden op papier zette over eenvoud maakten eigenlijk vooral duidelijk wat het niet moest worden. Geen verhandeling over eenvoudig leven in elk geval. Met tips hoe je dat kunt doen. Die zijn er al, en ik word zelf niet vrolijk van het moralisme dat er uit spreekt. Evenmin een volgend boekje over ‘ontspullen’; al past het erbij, daar kan het niet bij blijven. Geen ‘zen-boek’, ook al is eenvoud een kenmerk van zen en put ik er zelf al jaren inspiratie uit. Het kan allemaal wel langskomen, maar ik heb geen missie met eenvoud. Anders dan misschien de inspiratie die het mij biedt te delen. Meer niet.
Dat ik erover ga schrijven is al die jaren boven elke twijfel verheven. Te midden van alle afleidingen lukt het zo nu en dan wat leeggeveegde ruimte te vinden en ervoor te gaan zitten. Als ik niet te veel probeer te willen komt het gevoel van eenvoud boven. Schrijven over eenvoud lijkt de kunst om woorden te geven aan dat gevoel. Het is al snel te veel; een enkel woord, een simpele zin, als een enkele penseelstreek, is vaak voldoende. Schrijven over eenvoud is ook eenvoudig schrijven.
Gaandeweg blijkt schrijven over eenvoud vooral een verkenningstocht. Niet zozeer om te ontdekken wat het is, eerder om te zien wanneer het zich toont. Dwars door alle ingewikkeldheid van het leven heen kan het ineens tevoorschijn komen. Zoals het roodborstje in mijn tuin.
Mijn gids op deze tocht is Thijs. Hij is een van die bijzondere mensen die mijn pad hebben gekruist en die me iets hebben geleerd over eenvoud. Thijs hoort over mijn schrijfplannen en wil mijn stukjes graag lezen. Maar dan mag ik niet te moeilijk schrijven. Want Thijs is leergierig maar zwaar dyslectisch. Geen eenvoudiger reden om eenvoudig te proberen te schrijven.